Nostalgie van de oogst

Nostalgie van de oogst

 OOGST IN 1930

Hun maaltijden in het volle veld waren schilderijen van Breughel. De kleuren waren scherpe contrasten en toch in harmonie, de knapzak is een stilleven op de grond uitgespreid, het gouden koren en het wijde land was hun eindeloze eetzaal, en zelf waren ze, oud of jong, stil en zwijgzaam of uitgelaten. 

Het waren gezonde kinderen van hun geliefde grond. De zon scheen over dat alles, over hun werk en over hun rust, als een zware milde zegen. De hitte zinderde zichtbaar als een gouden stippeling van miljoenen stofjes door de lucht, en de hemel stond er vlekkeloos-blauw bij.




Het waren mooie mensen, de pikkers. Gebeeldhouwd door het leven, doorgroefd met diepe rimpels, gebruind door zon en wind. Ze droegen in zich de rust en de oneindigheid van hun omgeving en de adel van hun werk.


Hun witte hemden, hun blauwe of rode schorten en broeken, hun gespikkelde hoofddoeken en hun strooien hoeden waren de kleuren die in dit landschap thuishoorden. 



Een heilig gebeuren was die oogst. Het breed en ritmisch zwaaien van de mannen, die de schoven op de wagens stapelden had iets van een sacramenteel gebaar. En als de hoogbeladen karren 's avonds langzaam naar de schuur dokkerden hadden zij de plechtigheid van een landelijke processie.

Dan viel de avond. De zon haastte zich naar het Westen om zich te redden uit de brand, die ze in de lucht had aangestoken. Tegen de avondgloed tekenden de wagens zich donker af, en de paarden leken machtige silhouetten van brons.

Het opgeladen koren ritselde tegen de hagen in het voorbijschuiven. Het liet een gouden spoor na op de zandwegen.

Nog hier en daar staat het koren goudgeel te ruisen, maar op de meeste plaatsen strekken zich reeds de kale stoppelvelden uit. oogst is bijna binnen.

De volle rijpe zomer is over het land gekomen, en met de vreugde van de mooie tijd van fruit en bloemen mengt zich reeds het herfstige gevoel van de kortende dagen. Het seizoen heeft zijn hoogtepunt bereikt en zijn beloften vervuld. De tijd die nu komt is er een van overgang, van stil verglijden naar het najaar, van rust en nagenieten.

Het is die van de nevelige morgenden, van de horizonten met zachte pastelkleuren, van het donkere vermoeide gebladerte, van het dorre gras, van de avonden die koeler worden. Het is die van het fruitplukken, van het inmaken, van het gulzig proeven van sappige koele vruchten, waar al de gouden kracht van de zon is in gedistilleerd.

Pruimen en perziken liggen te geuren in de donkere woonkamers, waarvan de luiken gesloten werden tegen de mieterse zon. Zij vullen de huizen met hun gouden geur en zijn haast te mooi om aan te raken. En weldra zullen ze worden opgevolgd door appelen en peren, waarna met druiven en noten de jaarkrans alweer afgesloten is.

De boer zal 's avonds zijn kale velden overschouwen, terwijl hij rustig aan zijn pijp lurkt en zijn huis de koelte inademt langs alle openstaande vensters en deuren. In de schemering zal er met voldoening in de stem gesproken worden. Met grote tussenpozen zal men enkele woorden zeggen over het koren dat binnen is, over het afgedane werk en over het weer van de komende dag.

Phloxen en dahlia's vlekken dan kleurig tegen de donkere hagen, en hoog in de roze lucht zwierden gierende zwaluwen.

Eric De Keyser