De geschiedenis van het bier

De geschiedenis van het bier

Inleiding

Welkom in de wereld van bier, een eeuwenoud drankje dat diep geworteld is in de geschiedenis van de mensheid. Van de oude brouwerijen van Mesopotamië tot de kloosters van België en de ambachtelijke brouwerijen van vandaag. Bier heeft een rijke en gevarieerde geschiedenis die verweven is met cultuur, traditie en innovatie. In dit manuscript duiken we kort dieper in de kronieken van het bier, waarbij we ontdekken hoe dit geliefde drankje evolueerde van een eenvoudige dorstlesser tot een wereldwijd fenomeen. reis met ons mee door de tijd terwijl we de geheimen, legendes en smaken ontrafelen van 's werelds oudste en meest geliefde drankje. ontdek de verrassende verhalen achter verschillende bierstijlen, de invloed van bier op de samenleving en zelfs de rol van bier in religieuze en sociale tradities. Stap in de wereld van mout en hop, ambachtelijke brouwsels en industriële revoluties, en laat je meeslepen door de smaken die de geschiedenis van het bier hebben gevormd. Laten we samen deze rijke verkennen, van de vroegere brouwtechnieken tot de moderne ambachtelijke brouwerijen die de traditionele methoden in ere houden.

DE GESCHIEDENIS VAN HET BIER

Verschillende oude culturen in het Midden-Oosten en Europa maakten en verbruikten gefermenteerde voedingsmiddelen, zoals brood en bier. Het ontstaan van bierbrouwen houdt hoogstwaarschijnlijk verband met het bakken en eten van brood. Mensen dipten oud en hard brood in water om het beter te kunnen kauwen. Hun vuile handen brachten gisten mee die dat papje deden gisten, waardoor ze een bierachtige substantie verkregen, die lekker bleek te zijn en die mensen plezier bezorgde.

Bier werd al in de prehistorie gedronken in het Middellandse Zeegebied. Rond 4500 voor Christus consumeerden mensen reeds bier in Mesopotamië. Er zijn zelfs bierrecepten van 3900 voor Christus teruggevonden en bewaard gebleven. Ook in het Oude Egypte werd bier gedronken. Men liet mengsels van ontkiemd graan en kruiden spontaan gisten in warm water. Volgens sommige bronnen waren het de Romeinen die bier naar onze streken brachten, maar ook Keltische en Germaanse stammen kenden de kunst van het bier brouwen.

In de vroege middeleeuwen werd de Europese traditie van het brouwen voortgezet in kloosters, aanvankelijk vooral door de Benedictijnen. Kloosters moesten immers in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien en eten en drank bieden aan reizigers. De kloosters waren in die periode de enige instellingen die op grote schaal brouwden. Zeker op het platteland, brouwden mensen ook thuis op kleinschalige wijze in hangketels op haarden of fornuizen. Brouwen was vooral een huishoudelijke taak die door vrouwen gedaan werd. Ook het graan werd meestal gewoon bij de boeren thuis op zolder gemout. In sommige streken waren er domein gebonden moutmolens, die toebehoorden aan de lokale heer.

Bij de opkomst van de steden in de 12de en 13de eeuw nam de bierproductie toe, ten nadele van de wijnproductie. In die tijd vond de eerste professionalisering van het vakmanschap plaats en werd de bierproductie gecommercialiseerd. Er was in de steden immers een bevolkingsconcentratie die niet meer voor haar eigen voedselvoorziening zorgde. Er ontstonden toen gespecialiseerde brouwerijen die op grotere schaal brouwden. Dat zorgde eveneens voor een kwaliteitsvoller product dan bij het thuis brouwen. Beroepsbrouwers verenigden zich in de steden in brouwersambachten die soms de vorm van gesloten gilden aannamen. Met de groei van die commerciële brouwerijen nam het belang van de kloosterbrouwerijen geleidelijk af. Op het platteland zette de traditie van het thuis brouwen zich langer verder, al ontstonden daar dan ook geleidelijk de dorpsbrouwers. Zij kenden hun hoogtepunt tijdens het ancien régime (van 1500 tot 1800), om vooral vanaf het begin van de twintigste eeuw steeds meer te verdwijnen.

Zeker tot de vijftiende eeuw werkten brouwers enkel met spontane gisting, ze begrepen namelijk nog niet hoe het gistingsproces werkte. Later beseften brouwers dat het schuim van het brouwproces gebruikt kon worden door bakkers om brood te laten gisten, of voor fermentatie van andere brouwsels, nog steeds zonder het werkingsproces van gist volledig te vatten.

Tegen 1700 bereikte de bierconsumptie in onze streken zijn hoogtepunt, al bleef de consumptie ook daarna op een hoog niveau.

DE VERNIEUWING

Langzaam professionaliseerde het vakmanschap en mechaniseerde de brouwsector. In de achttiende eeuw vonden vooral in Groot-Brittannië heel wat vernieuwingen plaats die toelieten om het brouwproces beter te meten en te controleren. Thermometers zorgden voor een stabiel temperatuurverloop tijdens het brouwproces, terwijl 'saccharometers' het suikergehalte in het brouwsel konden meten. Dat was een stap vooruit ten opzichte van het giswerk van voorheen dat op vuistregels gebaseerd was. In de loop van de 19de eeuw werd stoomkracht in de grotere Belgische brouwerijen ingevoerd, eerst in de brouwerijen in de stad, maar tegen het midden en het einde van de eeuw ook op sommige plaatsen op het platteland.

De nieuwe technologieën zorgden voor een concentratiefase in de Belgische brouwerijsector in het midden van de negentiende eeuw. Daardoor verdwenen heel wat kleine, niet meer concurrentiële brouwerijen. Toch behielden de meeste gemeenten tot aan de Eerste Wereldoorlog minstens één eigen brouwer, vooral door de beperkte transportmogelijkheden (en beperkte houdbaarheid) van de meeste bieren. Bij ons in Zwijnaarde waren het de brouwerijen Vanden Bossche op de Klosse en brouwerij De Schelde in de Hutsepotstraat. Zo bleef de brouwnijverheid heel lang bij uitstek een lokale en daardoor ook landelijke nijverheid.

Rond het begin van de 20ste eeuw brak een totaal nieuwe brouwproces door: het brouwen met 'lage gisting'. Die techniek werd voor het eerst toegepast in de Tsjechische stad Pilsen in 1842. Vandaar de gebruikelijke naam 'een pilsje'. De nieuwe brouwmethode leidde tot een ander type bier qua uitzicht en smaak, het zogenoemde pilsbier, dat ook vandaag nog erg populair is.

Intussen had de bierconsumptie in de 18de en 19de eeuw steeds meer concurrentie gekregen van de consumptie van geestrijke dranken zoals jenever. Toch werd er in België in 1913 nog steeds 223 liter bier per inwoner per jaar gedronken en waren er nog ruim 3000 brouwerijen in het land (voor een bevolking van ca. 7,4 miljoen inwoners). Zo bleven de brouwerijsector en bierconsumptie sterk verankerd in het volledige land.

Door de toenemende industrialisering en de betere transportmogelijkheden daalde het aantal brouwers onafgebroken vanaf het einde van de Eerste Wereldoorlog. Veel kleinere gemeenten verloren in de decennia die daarop volgden hun lokale brouwerij, die vaak transformeerde tot drankencentrale van een grotere brouwerij. Brouwerijen werden grote (stedelijke) bedrijven. Op die manier verdween de bijzondere positie van de dorpsbrouwer in de landelijke samenleving in België grotendeels. In 2015 waren er nog slechts 199 brouwerijen actief in ons land, al waren die door de voortdurende schaalvergroting veel groter dan in het begin van de twintigste eeuw. Met Anhauser-Busch InBev heeft ook de grootste brouwerij ter wereld haar hoofdkwartier in België. De jaarlijkse hoofdelijke consumptie was in de tussentijd gezakt tot 71 liter

GC – Geheugen Collectief - Peter Van der Hallen, Hannelore Vandenbroek en Aline Sax