Wat dronken mensen in het verleden: bier vs. water

Wat dronken mensen in het verleden: bier vs. water

Het idee dat mensen vroeger bier dronken omdat ze dat gezonder achtten dan water, dat met ziektekiemen besmet zou zijn, is een wijdverbreide misvatting over het verleden. Onder voedingshistorici bestaat er consensus dat enerzijds mensen bier niet gezonder achtten dan water en anderzijds dat mensen ook veel water dronken (wat de zin van bier drinken om geen ziekten te op te lopen teniet doet).

Misvatting: mensen dachten dat bier gezonder was dan water

Voor de stelling dat mensen in het verleden dachten dat bier gezonder zou zijn dan water, ontbreekt het bewijsmateriaal volledig. Er bestaan nauwelijks historische bronnen die onderschrijven dat mensen dachten dat je bier moest drinken omdat je van water ziek zou worden. Er zijn in tegendeel heel wat bronnen die stellen dat water gezonder was dan bier. Een lokaal voorbeeld is de veertiende-eeuwse Luikse monnik, Leonard, die in zijn dieetwerk beschreef dat water de geprefereerde drank was en het aanbeval boven bier. Ook andere dieetwerken doorheen Europa raadden juist water aan. Zo schreef de filosoof Michel de Montaigne in de zestiende eeuw dat water zijn favoriete drank was. In diezelfde eeuw schreef dokter en agronoom Jean Liebaut dat landbouwers over voldoende proper water moesten beschikken omdat het 'een belangrijke rol speelde in het leven en de belangrijkste drank [was] van de knechten'. Denis Diderot schreef in zijn Encyclopedie aan het einde van de achttiende eeuw dat water de 'meest gedronken en de gezondste drank' was van mensen.

Dat wil niet zeggen dat mensen nooit ziek werden door besmet water te drinken. Tot in de negentiende eeuw vonden er – vooral in de steden (zoals Antwerpen en Londen) – nu en dan epidemieën plaats die hun oorsprong vonden in besmet water. Die epidemieën illustreren juist dat mensen daadwerkelijk water dronken.

De patroonheilige van de brouwers is trouwens een Benedictijn, Arnulphus of St.-Arnoldus. Hij werd geboren in Tiegem bij Oudenaarde. Afstammeling van de heren van Oudenaarde en Pamel (Pamele - vroegmiddeleeuws deel van Oudenaarde). Hij was ooit abt in de abdij van Oudenburg. En stierf er in 1087. Het was St. Arnoldus die opmerkte dat diegenen die bier dronken in plaats van water, beter de epidemieën doorkwamen. De kwaliteit van het water was destijds dan ook heel slecht. St.-Arnoldus riep zijn gelovigen op om meer bier te drinken. Het verhaal wil dat hij op een dag met zijn staf in een bierketel roerde om het bier te wijden. Iedereen genas, of beter, ze werden niet ziek zolang ze alleen van het bier dronken. Dit was de logica zelf! En destijds werden veel logische zaken als wonderen beschouwd. Hij werd dan ook in 1121 heilig verklaard door zijn vele wonderen die hij al dan niet met zijn staf verrichte.

Het was ook pas bij de grote cholera- epidemie in 1856 dat dokter John Snow ontdekte dat besmet water de oorzaak was van cholera, in tegenstelling tot besmette lucht zoals men voorheen dacht. Zelfs daarna weigerden beleidsmakers nog lang aan te nemen dat zulke ziekten via besmet water werden overgebracht.

De stelling dat mensen bier gezonder achtten dan water vertrekt ook vanuit een verkeerde veronderstelling: dat wanneer water het risico bood mensen ziek te maken, mensen in het verleden geen water zouden drinken en bier meteen het geprefereerde alternatief zou zijn. De redenering gaat dat bier wordt gekookt, een proces dat bacteriën die het water hadden kunnen besmetten vernietigt. Dat mensen dat transmissiemechanisme van ziekten tot ruim in de negentiende eeuw niet kenden (of wilden geloven) werd hierboven al aangehaald. Het was ook pas in 1861 dat Louis Pasteur de bacterietheorie ontwikkelde – het idee dat sommige ziekten door bacteriën worden veroorzaakt. Dat neemt niet weg dat mensen misschien proefondervindelijk hadden kunnen leren dat water koken ervoor zorgde je er niet ziek van wordt. Zelfs in dat geval hadden er eenvoudigere alternatieven bestaan. Men kon water koken en eventueel van extra smaak voorzien op eenvoudige wijze (zoals met soep of kruidenmengsels), zonder een ingewikkeld en tijdrovend brouwproces. Melk had eveneens een relatief kiemvrij alternatief voor vervuild water kunnen bieden. Al deze alternatieven waren eenvoudiger en vooral meestal aanzienlijk goedkoper dan bier. De lagere kost was dan ook de belangrijkste reden waarom mensen veel water dronken.

Beschikbaarheid van drinkwater

In de meeste periodes was er bijna overal voldoende drinkbaar water beschikbaar. Dorpen werden in het verleden steeds opgericht rond bronnen van drinkbaar zoet water. Dat waren waterputten, bronnen, stromende riviertjes of andere vormen van water dat drinkbaar was voor mensen uit die periode. Mensen werden dus gewoonlijk niet ziek door water te drinken. Mensen beseften ook dat ze geen water moesten drinken waarin dode dieren hadden gelegen of water dat besmet was door allerlei activiteiten zoals leerlooien, wolverven, … In de steden waren er regels die ervoor zorgden dat vervuilende activiteiten plaatsvonden op locaties waar ze het drinkwater niet aantastten. In de dorpskeuren waren er onder meer regels die het verven van wol verboden op plaatsen waar drinkwater werd gehaald.

In grotere steden was de watervoorziening soms wat problematischer. De bevolking was er groter en de kans was groter dat waterbronnen vervuild geraakten. Daar leverde ingevoerd bier soms een (beperkt) alternatief. Maar ook in die steden dachten de beleidsmakers aan de distributie van proper en drinkbaar water met behulp van grote infrastructuurwerken. In Londen werden al sinds 1236 op veel plaatsen in de stad grote cisternes onderhouden met drinkbaar water dat geput werd in onbezoedelde bronnen buiten de stad. In Brussel liet aartshertog Albrecht rond 1600 een waterbevoorradingssysteem in het park Coudenberg aanleggen om tot in zijn paleis over drinkwater te kunnen beschikken. Ook in Antwerpen was drinkbaar water soms een probleem, deels door vervuiling en deels door contact met het relatief zoute Scheldewater. Om die reden liet Karel de Stoute in de 15de eeuw de Herentalse Vaart graven, die de stad van drinkwater moest voorzien. Hoewel brouwerijen zich langs haar oevers vestigden en zo de stad van bier voorzagen, was ook drinkwater een primair doel.

Vanaf het jaar 1000 was Gent gedurende enkele eeuwen de grootste stad van de Nederlanden. In de 13de eeuw telde de stad zo'n vijftig-tot zestigduizend inwoners. Er was de samenvloeiing van Leie en Schelde, die zorgde voor drukke handel en verwerking van katoen en linnen. Dit kwam niet altijd de waterkwaliteit ten goede. De kloosters waren dan ook de grootste leveranciers van het bier.

Ook andere steden hadden hun eigen drinkwatervoorzieningen. Zelfs als die voorzieningen afwezig waren, dronken mensen ook in grote steden het water dat beschikbaar was. In Parijs dronken mensen zeker tot in de achttiende eeuw gewoon water uit de Seine.

De verhouding water - bier

Heel wat indirect bewijsmateriaal illustreert dat mensen in het verleden wellicht vooral op water rekenden om hun dorst te stillen. Dat betekent niet dat mensen in het verleden niet ook heel wat bier dronken. Exacte cijfers voor de verhouding tussen beide zijn echter moeilijk te vinden omdat water zo triviaal was in het leven van mensen. Water drinken was in heel de geschiedenis van de mensheid zo dagdagelijks dat het weinig aandacht kreeg in het bronnenmateriaal. Dat wordt nog versterkt door het feit dat water in veruit de meeste gevallen onbewerkt en gratis beschikbaar was. Daardoor werden heel wat potentiële bronnen voor exact cijfermateriaal over water (input-output gegevens, bedrijfsregisters, accijnzen,…) nooit opgesteld. We kennen de exacte verhouding daarom niet en kunnen dus niet met zezkerheid zeggen dat mensen meer bier dronken dan water.

Wat we wel zeker weten is dat mensen geen bier dronken om ziekten te vermijden. Dat werkt uiteraard alleen wanneer je verder geen (of nauwelijks) water drinkt. Bier dronken mensen omdat het een aanzienlijke voedingswaarde had en energie gaf, wat een voordeel bood bij het zware fysieke werk dat ze meestal moesten verrichten. Dat was ook de reden waarom mensen vermoedelijk veel grotere hoeveelheden vocht tot zich moesten nemen dan de twee liter per dag die tegenwoordig wordt aanbevolen voor mensen met een zittend beroep. Bier was dan wellicht een welgekomen afwisseling bij het eentonige dieet dat ze hadden. Verder dronken mensen bier om dezelfde redenen als er tegenwoordig veel bier wordt gedronken; ontspanning. Volgens sommige bronnen bleef trouwens de belangrijkste drank van mensen op het platteland in het verleden een veel soberdere vloeistof: karnemelkpap, die men driemaal daags at. 190

GC – Geheugen Collectief - Peter Van der Hallen, Hannelore Vandenbroek en Aline Sax

De middeleeuwse teljoor – Eric De Keyser 2020-SKRIBIS